Een schippersknecht verteld
In
de winter was er doorgaans weinig werk bij de boeren en ik was inmiddels 18
jaar en goedgekeurd voor millitaire dienst en om de keet lopen hielden mijn
ouders niet van dus er moest wat verdiend worden en nou kreeg ik via een vriend
die schippersknecht was de tip dat de broer van zijn baas een beurtschipper in
Meppel een schippersknecht zocht. Dus ik samen met mijn broer in het vroege voorjaar van 1954 op
de fiets naar Meppel voor wat meer informatie en zodoende besloot ik om
schipper te worden, het verdiende eerst niet veel maar ach je had de
kost toe en dat was voor mijn ouders al een hele verlichting want ik verdiende
immers toch mijn eigen zakgeld. En zo kwam ik in het voorjaar als
schippersknecht in dienst bij Berend Westera op m/s ‘De Zaanstreek” voor een
wekelijkse beurtdienst op Meppel Amsterdam De Zaanstreek.

Op Maandagmorgen fietste ik van Hollandscheveld via Zuidwolde en De Wijk naar Meppel ik vertrok om 6 uur van huis en kwam dan om ongeveer 8 uur in Meppel aan Voor mij was dit een geweldig avontuur Berend Westera had een motorschip van 104 ton dat ’s maandags eerst nog gedeeltelijk gelost moest worden en zo rond 12 uur als het schip leeg was gingen we eerst samen eten bij de schipper thuis en na het eten werd de motor gestart en vaarden door het meppellerdiep naar Zwartsluis en dan over het IJsselmeer naar Amsterdam waar we omstreeks 7 uur arriveerden naar gelang het weer was want in die tijd kon het nog behoorlijk spoken op het IJsselmeer en het was ook maar een klein scheepje van 104 ton en Lelystad bestond toen nog niet er werden al wel dijken aangelegd voor de inpoldering en op een opgespoten zandplaat stonden een paar houten huizen en een kantine dat werd later dus Lelystadhaven.

Als je met een flinke storm met het lege schip niet verder kon ging je schuilen bij Lelystadhaven achter de dijk en bracht je de nacht door in de kantine, als souvenir heb ik eens voor mijn moeder een lepeltje meegenomen met een afbeelding van Lelystadhaven er op. De volgende morgen als het weer wat rustiger was vertrokken we richting de Oranjesluizen, maar als alles normaal verliep passeerde je tegen de avond de Oranjesluizen dan moest je nog het IJ oversteken en koos je een ligplaats aan de steiger achter het Centraal Station want daar kwamen bijna alle beurtschippers uit Noord Nederland laden en lossen.De volgende morgen vertrokken we al vroeg via de Zaan naar Wormerveer dat was het eindpunt en vanaf daar begon men bij verschillende bedrijven vracht in te laden voor Meppelen omstreken.
De meeste vracht bestond uit meel voor veevoederbedrijven, op Donderdagavond waren we meestal terug in Amsterdam waar dan Vrijdags aan de steiger de rest werd bijgeladen en als het schip dan afgeladen was werd het klaargemaakt voor de oversteek naar Meppel, De luiken werden gesloten hierover kwamen dubbele dekkleden aan de zijkanten werden de kleden vastgezet met keggen want alles moest wel waterdicht zijn als je ’s nachts het IJsselmeer moest oversteken, want was je eenmaal buiten de Oranjesluizen dan was je aan de elementen overgeleverd. De Schipper en zijn vaste knecht losten elkaar af in de stuurhut en ik als jongste maatje mocht naar mijn kooi in het vooronder maar dat moest wel gebeuren voordat we buitengaats kwamen want eenmaal op volle zee was het vanwege de hoge golfslag niet meer mogelijk om mijn kooi te bereiken en als ik eenmaal binnen was dan sloot de schipper mijn kooi af want ook die moest natuurlijk waterdicht zijn en zo tegen de ochtend als we Urk gepasseerd waren en het water weer wat kalmer was werd mijn kooi weer geopend en ik kon weer over het schip naar de stuurhut.

Genemuiden was onze eerste aanlegplaats met een partij meel voor een veevoederhandelaar daarna vaarden we via Zwartsluis terug naar Meppel waar we dan een groot gedeelte van het schip losten.Om 12 uur gingen we gezamenlijk eten bij de schipper thuis waar zijn vrouw en twee kinderen op hem zaten te wachten, omstreeks één uur stapte ik op de fiets en zo tegen 3 uur was ik weer thuis bij mijn ouders in Hollandscheveld en dan was de Zaterdag ook al bijna weer om. Na bijna een jaar op motorschip de Zaanstreek gevaren te hebben moest ik noodgedwongen stoppen om mijn dienstplicht te vervullen.
Lees ook het verhaal! ”Mijn diensttijd”

Vervolg een schippersknecht verteldAangezien ik wat kennissen in de schipperswereld had kon ik direct na mijn diensttijd in Mei 1956 weer bij een schipper aan de slag in Hoogeveen ik ging werken als schippersknecht bij Jan Veldman op m/s “Drenthe” in Hoogeveen.Jan Veldman met zijn vrouw onderhielden een 14 daagse beurtdienst met m/s Drenthe (156 brt) van Hoogeveen naar Amsterdam/ De Zaanstreek en terug, aangezien het werk te zwaar werd voor zijn vrouw besloten ze om er een knecht bij te nemen. Mevrouw Veldman zorgde voor het eten en de maaltijden gebruikten we samen in de kajuit of als we vaarden at ik in de stuurhut om het schip te sturen.
Overigens woonde ik in het vooronder waar ik een kooi had waarin ik sliep en een tafeltje en een stoel maar ik mocht geen gebruik maken van de wc in de kajuit maar ik had een stalen emmer waarvan ik de inhoud ’s morgens overboord kieperde.Het ene weekend lagen we afgemeerd aan Alteveer in Hoogeveen en het andere weekend aan de steiger achter het Centraal Station in Amsterdam aan de De Ruiterkade waar meerdere beurtschepen uit het noorden vracht innamen. Direct achter het centraal station was je in het centrum van Amsterdam met het nachtelijke uitgaansleven en met een bevriende schippersknecht ging ik Zaterdagsavonds en ook Zondags wel eens een ommetje lopen door de rose buurt en de wallen, het was nog wel in een tijd dat je ook in Amsterdam nog redelijk ongemoeid over straat kon lopen zonder dat je overvallen werd.

Het begon altijd op maandagmorgen met het laden van 50 á 60 ton conserven bij Lucas Aardenburg aan het Haagje, deze conserven waren bestemd voor Albert Heijn en Simon de Wit in Zaandam en nog wat voor een groothandel ergens in Amsterdam. We vertrokken op woensdagmorgen uit Hoogeveen richting Amsterdam maar van Hoogeveen naar Meppel deed je een halve dag over en als het een beetje tegen zat met het schutten kwam er ook nog wel eens een uurtje bij.Dit kwam door het grote aantal sluizen waar je door moest en er was maar ruimte voor één schip in de sluis want als je Meppel door was had je 6 sluizen gehad en die werden allemaal met de hand bediend. Verder verliep het meestal wat vlotter, bij Zwartsluis had je weinig oponthoud en was je eenmaal door de sluis dan vaarde je via het Zwarte Water naar het IJsselmeer en dan kon je volle kracht vooruit, om tegen de avond bij de Oranjesluizen in het IJ bij Amsterdam aan te komen.

Maar ook het weer moest natuurlijk meezitten want als er een westerstorm stond kon het behoorlijk spoken op het IJsselmeer want een schip dat weinig lading had lag hoog in het water en werd soms zomaar opzij geslagen vooral onder Urk was het IJsselmeer vrij diep dat noemden de schippers “De val van Urk” en was bij een flinke storm voor de binnenschippers altijd een gevreesde passage. Maar het was wel altijd uitkijken op het IJsselmeer want gemiddeld was het meer niet diep. En aangezien het IJsselmeer niet diep was zaten er dan ook verschillende gevreesde zandbanken, de meeste schippers wisten dan ook precies hoe ze moesten varen om er voor te zorgen dat ze niet vastliepen. Maar eenmaal op het IJsselmeer bij rustig water gebeurde het nog wel eens dat een paar bevriende schippers bv uit Assen of Steenwijk naast elkaar vaarden en de schepen voor en achter aan elkaar koppelden de buitenste schepen het stuurwiel vast zetten en de middelste de schepen bestuurde dan konden ze samen in één stuurhut bijpraten, en samen een borreltje drinken. Halfweg het IJsselmeer passeerden we het werkeiland Lelystadhaven waar een aantal noodwoningen en een kantine voor het werkvolk stonden, ik kan mij nog herinneren dat we tijdens een zware storm met een bijna leeg schip telkens opzij geslagen werden en uit voorzorg bij Lelystadhaven achter de dijk zijn gaan schuilen en daar de nacht hebben doorgebracht en toen het ’s morgens weer wat rustiger was onze weg hebben vervolgd naar Amsterdam.Maar was je eenmaal in de Oranjesluizen waar ook vaak een aantal vissersschepen in lagen dan kreeg je nog wel eens een emmertje vis om ’s zondags te bakken.Eenmaal door de oranjesluizen was het nog een kwartiertje varen over Het IJ om af te meren aan de steiger speciaal bestemt voor de Drentse beurtschippers aan de De Ruiterkade achter het Centraal Station.

Donderdagmorgen vertrokken we al weer vroeg en vaarden we door diverse grachten door Amsterdam waar ook nog een afnemer van Lucas Aardenburg zat en via het Westerdok kwam je dan weer op het IJ terecht om richting Zaandam te varen, de eerste aanleg was dan bij Simon de Wit aan De Zaan waar ook een partij conserven werden gelost vervolgens vaarden we door naar Albert Heijn waar de rest van de conserven werden gelost. Eenmaal weer los stoomden we op naar Wormerveer waar we de nacht doorbrachten aan de steiger bij een grote meelfabriek waar we ’s morgens al weer vroeg begonnen met het laden van diverse soorten meel. Via een slurf die aan de fabriek hing en die ze boven het ruim van het schip konden draaien kwamen de zakken meel (50 kg) één voor één aanschuiven en die dan in het ruim gestouwd moesten worden. Dit was zwaar werk want elke zak kreeg je op je schouders om in het ruim te stouwen dit duurde soms enkele uren. Als je in Wormerveer klaar was vaarden we terug naar Zaandam om te informeren waar onderweg nog vracht was voor Hoogeveen daarna keerden we terug naar de steiger in Amsterdam achter het Centraal Station om het weekend door te brengen.

Maandagmorgen vaarden we al weer vroeg richting IJmuiden om bij de Hoogovens 50 á 60 ton blik voor blikfabriek Drentina in Hoogeveen te laden, meestal vaarden we tegen de avond terug naar Amsterdam om aan de steiger diverse goederen bij te laden zoals bv zakken ongebrande pinda’s en een aantal kistjes met rozijnen zakken met suiker eenmaal vol werd het schip met dekkleden waterdicht gemaakt voor de oversteek over het IJsselmeer want als je geladen bent en het IJsselmeer oversteekt slaat er nog wel eens een golfje over het dek, maar was je eenmaal weer buiten de Oranjesluizen dan werd het water al gauw weer ruwer en was het niet meer verantwoord om over het dek te lopen. Het gebeurde soms ook wel eens dat je alleen het voor en het achterschip zag en tijdens ruw weer was het dan ook onmogelijk om even van voor naar achteren te lopen want de kans om overboord gelagen te worden was dan ook groot.Op Woensdagmorgen werd er meestal teruggevaren naar Hoogeveen maar als de tijd krap was door teveel wachttijden gebeurde het ook nogal eens dat er ’s nachts gevaren werd maar dat deed men liever niet want ten eerste lag het schip veel dieper en als het zicht niet al te best was raakte je snel de koers kwijt en de kans om op een zandbank te lopen was dan ook veel groter. Op Donderdagmorgen waren we meestal terug in Hoogeveen daar werd eerst een gedeelte aan het Alteveer gelost en als het dek weer vrij was en de luiken open konden vaarden we via t Haagje en het Omkanaal naar Drenthina waar het blik gelost werd dan keerden we weer terug naar Alteveer waar Vrijdags de rest gelost werd en soms ook nog op Zaterdagmorgen, het weekend bleef het schip aan het Alteveer liggen en ik ging het weekend dan naar mijn ouders aan het Zuideropgaande in Hollandscheveld.

2 November 2016 Stoffer Kikkert Elim.